De geschatte populatie panda’s op dit moment is slechts 1.864, wat de panda tot een zeer kwetsbare soort maakt. Pandas leven in het wild in een klein gebied in het zuidwesten van China langs het Tibetaanse plateau, hier zijn hoge bamboebossen waar het nat en koel is. Op dit moment zijn er ongeveer 600 in gevangenschap in Panda centra, dierentuinen en wildparken.
De wetenschappelijke naam van de panda is Ailuropoda melanoleuca. Ze leven van planten als bamboe en eten er heel veel van! Hun gemiddelde levensduur in het wild kan 20 jaar zijn.
Hun grootte is 1,2 tot 1,5 meter en ze wegen tot 136 kilo, daarom moet de bamboe echt sterk zijn als ze erin klimmen! Panda’s eten de halve dag, 12 van de 24 uur. Een reuzenpanda is pas tevreden als hij minimaal 28 kilo bamboe eet, daarom zijn ze de hele dag bezig.
Ze lijken een beetje lui, maar het zijn bekwame boomklimmers en efficiënte zwemmers. Panda’s zijn verlegen, dus ze wagen zich niet in gebieden waar mensen wonen. Reuzenpanda’s hebben een groot reukvermogen, dat mannetjes gebruiken om elkaar te ontwijken en om vrouwtjes te vinden om in het voorjaar te paren. Ze worden wit geboren en ontwikkelen later in het leven hun geliefde kleur. Een pasgeboren panda is ongeveer zo groot als een stuk boter – ongeveer 1/900ste van de grootte van zijn moeder. Alle reuzenpanda’s hebben zwarte vlekken rond hun ogen en zwarte oren op een witte kop. Hun benen zijn zwart en er zit een zwarte band over hun rug.